Vorige week vrijdag was ik op het symposium van de Waddenacademie waar de afsluiting van de landschapstriënnale (Dynamische Waddendelta) centraal stond. Hoogleraar Eric Luiten stelde daar dat (landschappelijk) ingrijpende maatregelen alleen tot stand komen door een sturende inbreng van de overheid en niet door processen 'van onderop'. Draagvlakverwerving door middel van participatie is wenselijk, maar moet bijdragen aan vooraf geformuleerde maatregelen. Kortom, geen eindeloos overleg met als enige en hoogste doel algemene overeenstemming, maar een doelgerichte raadpleging en meningsvorming onder burgers, bedrijven en organisaties over de te realiseren doelen.

Ik denk dat er een kern van waarheid in Luitens’ stellingname zit, maar het is nog maar de vraag of de overheid zelf in alle gevallen wel voldoende ruimte heeft voor de noodzakelijke daadkracht. Zo liet de Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving aan de hand van een dwarsdoorsnede van het kustgebied zien dat de ruimtelijke bestemmingen in Nederland zo dicht op elkaar zijn gepropt, dat er letterlijk geen oplossingsruimte over is voor opgaven waarvoor juist ruimte nodig is.

Bovendien, zo stelde de Rijksadviseur, hebben we die bestemmingen vastgelegd in wetten en regels die vooral gericht zijn op het behouden wat we hebben. Zelfs als dat onhoudbaar (b)lijkt te zijn, bijvoorbeeld als gevolg van de effecten van klimaatverandering. Concreet werd de vraag op tafel gelegd of het geen tijd wordt dat we als update van Natura 2000 gaan nadenken over Natura 2100.

In Natura 2100 regelgeving zou de (natuurlijke) dynamiek van het ecosysteem het uitgangspunt moeten zijn in plaats van de soms krampachtige pogingen tot instandhouding van specifieke groepen planten- en diersoorten. Niet de huidige toestand, maar de veranderingen die daarin gaande zijn dienen het beleid te bepalen.

U vraagt zich inmiddels wellicht af waar dit verhaal naartoe gaat, maar daar kom ik nu op. Binnen dit dynamische toekomstperspectief claimt de jonge generatie landschapsarchitecten jaarlijks 1% van de ruimte voor experimenten. Ruimte voor nieuwe oplossingen voor de bestaande ruimtelijke opgaven. Een werkwijze die niet is bedoeld om natuurwaarden te verwaarlozen, maar wel om na te denken hoe je deze waarden toekomstbestendig maakt, bij voorkeur als onderdeel van het integraal aanpakken van ruimtelijke vraagstukken.

Die werkwijze brengt mij bij de Provinciale Omgevingsvisie (POVI) waarin ook wordt gesproken over het bieden van experimenteerruimte. Dit voorjaar heeft de gedeputeerde positief gereageerd op de vraag of wij, gegeven de schaarse ruimte op Vlieland voor onder andere wonen, mobiliteit, energiewinning, enzovoort, een beroep kunnen doen op die experimenteerruimte. Het zou mooi zijn als we in het participatieproces rond de woonvisie er in zouden slagen deze experimenteerruimte te benutten. Dus niet alleen met u in gesprek gaan over de vraag of we binnen de beschikbare ruimte op Vlieland een auto willen parkeren, een huis willen bouwen of ruimte willen bieden voor biodiversiteit, maar daarnaast ook verkennen of een andere toekomstgerichte manier van omgaan met natuurwaarden, waterveiligheid en omgevingskwaliteit nieuwe inzichten en perspectieven kan bieden zonder daarmee een van de betrokken waarden tekort te doen.

Binnenkort start het participatietraject over de woonvisie en ik roep u allen op om daar aan mee te doen vanuit een onbevangen perspectief. Met een onsje meer of een onsje minder lossen we de vragen van vandaag en die van morgen namelijk niet meer op. Ik reken op u!

Roel de Jong, wethouder